Tekst: Edwin Timmers
The Bridge City Sinners
Dat de band hier staat, is te danken aan het groepje Nijmegenaren dat de Shindig-feesten organiseert, een groepje met een garagepunkhart, trouw aan de wortels van de rock ’n roll zonder orthodox te zijn en toegewijd die muziek levend te houden. In deze context is Libby Lux’s ‘Hail Satan’ te begrijpen, net als haar act en de grunts van bandlid Michael Sinner. Grunts en satan worden terecht geassocieerd met bepaalde metalvarianten. The Bridge City Sinners haken echter, bewust dan wel onbewust, aan bij de Amerikaanse muziektraditie die Greil Marcus duidt in zijn boek Mystery Train. De strijd tussen god en de duivel, tussen goed en kwaad of tussen de zuivere geest en het zondige vlees, de strijd waarvan blueslegende Robert Johnson in zijn teksten gewag maakte, grondt Marcus in de geesteshouding van de Puriteinen, die met het koloniseren van Amerika tegelijk de geest van dé Amerikaan schiepen: “Their idea was to do gods work, and they knew that if they failed, it would mean that their work had been the devils’s”. Nederland heeft deze traditie niet. Het goede is hier van god losgekoppeld en de duivel bestaat niet. Ten westen van de oceaan bestaat ‘het beest’ wel degelijk. Hij spreekt met een door vagevuur geroosterde stem via de grunts van Michael Sinner, dankzij de heil bij monde van Libby en in haar act, ad hominem in lijn met het confronterend brutale duivelsgebroed in horrorfilms. In het naar achter halen van haar schouders komt haar hoofd op een zowat horizontale nek naar voren. Op haar gezicht een woeste grimas, van kleur verschietend als een verlichte toverbal, met priemende ogen waarin leegte lonkt. Theater van het overtuigende soort. Theater ook dat een andere houding ten opzichte van de traditie verraadt; The Bridge City Sinners bereisden hun land en zagen dat het goede niet veel goeds brengt. Dus waarom niet wedden op het kwaad? Waarom het zondige vlees niet vieren of waarom het eigen lijf, zoals Libby Lux doet, niet tot kunstwerk promoveren?
Het zinnelijk genot – het moderne, niet het klassieke hedonisme – is aan het publiek. Al tijdens de soundcheck staat het te joelen; drank heeft sommige geesten reeds beneveld. Tegen de tijd dat de band op stoom is, hangt de zon zoetjes in de Waal. DJ Miss MaryLane deelt vanaf een verhoging whisky uit. Wie wil? Ik wil. Het podium is door een kleine stretchtent overkapt. Achter de band tekenen zich in het tegenlicht van de zon de masten af van schepen in de kleine jachthaven aan De Kaaij. Alles op deze behaaglijk warme avond krijgt een edelmetalen gloed. Het publiek, inmiddels zo’n honderdvijftig vrijwillig opeengepakte mensen rijk, jut de band op. Libby Lux laat haar theatrale act varen; het publiek ontwapende haar. De kleine PA-set krijgt de zang, de grandioze samenzang met moeite mee in de klare akoestische samenspanning van twee banjo’s, een resonator-gitaar, een staande bas en een viool die het staccato geklater bewogen aaneen kit. Hier onder de brug versmelt alles tot één plastische brok genot met een hart dat kloppend klopt en smeekt: laat het nog even duren. Vanuit het niets speelt een briesje met sliertjes roze haar van Libby Lux. Een briesje op een windstille avond.