Tekst: Edwin Timmers
Foto: Mark Olijslagers
Søwt
Zelf ziet Søwt hun debuut Junkies Boneyard (2018) als een ep, maar gezien de speelduur en het aantal liedjes mag het gerust een lp heten. Een behoorlijk boze plaat met sterke nummers, neigend naar de weemoedige kant van melancholie. Maar melancholie is een breed begrip. Keer je terug naar de Griekse oorsprong van dat woord, dan betekent het ‘zwarte gal’. Gestript van weemoed, dus ronduit zwartgallig en soms genadeloos hard is de muziek op de onlangs verschenen langspeler Kids Hurting Kids. In de vijf jaren die de twee platen van elkaar scheiden, is de band een richting opgegaan die respect afdwingt. Want evengoed hadden ze gekozen voor een lichtere, meer poppy koers, een pad die de muziek op de debuut-ep zeker niet uitsloot. Dat Kids Hurting Kids zwartgallig en bij tijden genadeloos hard is, verraadt een non-conformistische houding. Wie zijn de mensen achter deze muziek? Moeten we ons zorgen maken over hun geestestoestand?
Gitarist Koen denkt niet dat de muziek en de mensen die de muziek maken hetzelfde zijn. Hij zit op de rugleuning van een lange houten bank, zijn voeten op het zitvlak. De iets verheven positie sluit aan bij zijn kijk op het geheel. Hij is de beschouwer. Danielle (bas en zang) zit op dezelfde hoogte. Zij is de bikkel van de band. Luctor et emergo (ik worstel en kom boven) zou haar motto kunnen zijn. De meest directe uitspraken komen van haar (“We willen gewoon iets hards en iets boos”). Op een stoeltje links van haar zit drummer Martijn. Hij analyseert scherp en formuleert strak op de tel. Links van hem, ook op een stoeltje, zit Jesse (gitaar en zang) met een minzame glimlach op zijn gezicht en in contrast met zijn extatische podiumpresentie introvert tijdens dit samenzijn. Het weer is goed, we zitten buiten op de ruigte voor de roemruchte popzaal Stroomhuis in Eindhoven, de uitvalsbasis van Søwt, de plek die ze mee draaiende houden, waar ze repeteren én waar ze Kids Hurting Kids opnamen. We drinken bier en roken wat. Sowt is een prettig gezelschap, het gesprek pingpongt over en weer.
Muziek is veel meer dan alleen muzikant zijn
We gaan even terug naar de pubertijd, die voor de een heftiger is dan voor de ander. Aanvankelijk geruisloos besluipt de wereld het kind. Tenslotte slaat de deur van de kindertijd luid krakend dicht en is de confrontatie met de helverlichte wereld een voldongen feit. Een grootmens in wording: geen ravottend blaagje meer, maar een tussenmens. Het poortje naar het rijk der volwassenen staat weliswaar op een kier, maar menig puber ziet dat domein vanwege de huichelachtige grondtrek niet zitten en zet zich ertegen af. Verzet vergroot het onbegrip en verdiept de eenzaamheid. Ik zeg niet dat Søwt een stel pubers zijn. Wel meen ik te horen dat het verzet (het afzetten tegen) na de debuut-ep krachtiger is geworden. Dit uit zich in de teksten en in de muziek. Een zorgmedewerker vertelde me ooit dat mensen met een opspelend zwaar gemoed zich van de medemens afkeren. Ze gaan in hun onbewuste terug naar de beschermde omgeving van de baarmoeder. Opgekruld in foetushouding keren ze de wereld hun rug toe. Verzet vanuit foetushouding, dat was het beeld dat daags voor dit gesprek in mijn beleving uit de muziek van Søwt oprees. “Laat me met rust!” roept Martijn, die mijn interpretatie van hun muziek met die kreet samenvat. Hij geeft toe dat ze elkaar in het ‘afzetten tegen’ hebben gevonden. “Onze muziek is niet vrolijk,” zegt Koen, “maar is wel heel leuk om te maken.” Jesse: “Ik word wel blij van hele depressieve muziek.” Martijn werpt een snelle blik op Danielle: “Daan noemt mij al jaren de frustratieman.” Danielle maakt het concreet: “We houden heel erg van schuren, van vies en koud.” Haar ogen bewegen naar boven. Een tel later gooit ze een aforistische wijsheid in de groep: “We maken niet echt deze muziek. Het is deze muziek die uit ons komt.”
Jesse schreef de tekst voor Found op de nieuwe plaat en zingt die ook. Hij houdt de zangpartij vlak, ontdaan van hoop. De wanhoop (of verlossing, voor wie de lijn van Velvet Undergrounds Heroin wil volgen) is ondergebracht in de instrumentale passages telkens na de zangblokken. Verwijzend naar de songtitel vraag ik hem wat de ‘ik’ in het liedje gevonden heeft. Hij zint op een antwoord, maar geeft na een korte stilte te kennen dat hij er eigenlijk weinig over kan of wil zeggen. De tekst heeft een betekenis voor hemzelf, maar hij wil niet sturen in wat de woorden voor de luisteraar kunnen betekenen. Als ik Danielle vraag naar de tekst van het heftige Why (ook op de nieuwe plaat) krijg ik een vergelijkbaar antwoord. Ik opper dat de teksten een transportmiddel voor emotie zijn. Daar kunnen ze zich wel in vinden. Tegelijk zijn de stemmen van zowel Jesse als Danielle zo’n transportmiddel. Allebei zijn ze niet bang dat ongrijpbare instrument tot orkaankracht op te poken. Het komt van diep en ze brengen het 100% overtuigend. Danielle vaker op de voorgrond dan Jesse, die niettemin in de achtergrond het nodige stutwerk verricht. Danielle’s zangpartijen in I Wish en Loss hebben een fysieke uitwerking; bij iedere luisterbeurt trekt een siddering vanaf mijn staartbeen over mijn ruggengraat naar mijn nek om daar knisperend uiteen te spatten. Erg goed.
Søwt is geen bestaand woord. Martijn: “Het kan vanalles zijn en dat sluit wel aan bij de muziek.” Men mag het uitspreken als het Engelse suit (pak) of sued (aangeklaagd). De uitspraak swat is ook prima. Duidelijker zijn ze over hun ambitie. “We willen van muziek leven,” zegt Danielle. “We bouwen alles om de band heen.” Martijn nuanceert: “Muziek is veel meer dan alleen muzikant zijn. Het is ook het hele gebeuren eromheen. Trouwens, als ik geen muziek zou maken, zou ik een gameverslaving hebben.”
Sinds Koen erbij zit, heeft de band drie songschrijvers. Wie ook een songidee inbrengt, de band gaat er gezamenlijk mee aan de slag. Koen: “Jesse kwam pas met een idee voor een vrij rustig nummer. Toen we daarmee aan de slag gingen, ontdekten we dat het veel ruiger kon.” Jesse bevestigt met een tevreden knik. Martijn nuanceert opnieuw: “Na drie nieuwe, rustigere nummers voelden we dat we weer moesten gaan vegen.” De finale afwerking krijgen nieuwe liedjes live. Op het podium ondervinden ze wat wel en wat niet werkt. “We zijn primair een live-band,” concludeert Martijn.
Danielle: “Zijn wij primair een live-band?”
Martijn: “Nou…”
Danielle: “Nee!”
Martijn: “Misschien nóg niet.”
Zoetjesaan zet de schemer in. Het licht wordt eerlijker. Martijn ambieert de enorme drive en werkethos van Fugazi. De andere drie scharen zich achter hem. Het licht wordt eerlijker, de schaduwen zachter. Logisch dat iemand vraagt of er nog een pint gedronken moet worden. De scherpe kantjes mogen van het gemoed. Binnen nu en een paar weken gaat Søwt een ep opnemen met nummers die al min of meer klaar waren voordat Koen en Martijn erbij kwamen. Een nieuwe langspeler denken ze binnen nu en een jaar op band te hebben. Het grootste deel van het songmateriaal is al klaar. Heel dynamisch, met mooie partijen en hard, zo omschrijft Danielle die plaat. Net als Kids Hurting Kids zal ‘ie worden uitgebracht door Bagdaddy Records. Vierstemmig steken ze de loftrompet op Meis, die het label runt. We hoeven ons geen zorgen te maken over de geestestoestand van deze vier. Het is de wereld die hen zorgen baart.