Close menu
Sterre van der Tak
Kleurpotlood als tweede thuis

Tekst: Edwin Timmers
Foto: Sterre van der Tak

Sterre van der Tak

Hoe maakt de mens zich de openbare ruimte eigen? Sterre van der Tak houdt haar mobieltje op. Het scherm is gevuld met foto’s van olifantenpaadjes. Hoe keurig en strak fietspaden, wegen en wandelpaden ook zijn aangelegd, de mens baant altijd zijn eigen weg, meestal een kortere. Als maar genoeg mensen binnendoor gaan, ontstaan de paadjes die naar olifanten vernoemd zijn. Ze verraden menselijke aanwezigheid in de aangeharkte bebouwde omgeving. Ooit deed Sterre onderzoek naar een equivalent van dergelijke paadjes: sporen van menselijke aanwezigheid in huis. Beduimelde lichtschakelaars, slijtplekken in de vloerbedekking en koffiekringen op een bijzettafeltje. Als een mens zich een ruimte helemaal eigen heeft gemaakt, dan ervaart hij die ruimte als thuis, en daarmee zijn we bij het centrale thema in haar werk. “De reden is simpel,” zegt ze.

“Ik ben een kind van gescheiden ouders. Dan was ik bij mijn moeder en dan was ik bij mijn vader.” Ze hopte van pa naar ma en weer terug, maar nooit zonder de Ikea-tas met dertig knuffels. Het uitstallen van de pluche dieren op bed was een vast ritueel. Telkens opnieuw vormde de veelkleurige community van stoffen huisdieren het fundament voor een diffuus thuisgevoel. Tegelijk is Sterre gek op ademende huisdieren. Ze gaat letterlijk aan alles voorbij om een snoezige hond te aaien, zoals Sepke, de labrador met artrose van haar vriendin Fien. “Als Fien opendeed, vloog ik haar voorbij om een kwartier lang met Sepke te knuffelen.”

Aan het werk 2

De aanleiding voor onze afspraak is een boek dat we allebei gelezen hebben. Sterre las het in het kader van haar afstudeerwerkstuk aan de HKU Illustration in Utrecht en ik las het omdat ik meer wilde weten over het begrip ‘non-places’ waarover ik elders gelezen had. Marc Augé schreef het boek en gaf het de titel ‘Non-places, An introduction to Supermodernity’ mee. Augé onderscheidt ‘anthropological places’ van ‘non-places’. Anthropological places zijn plaatsen waar mensen zich verbonden weten en waar zij elkaar herkennen in een collectieve geschiedenis. Denk aan kerken en aan pleinen met een gedenkteken of een monument, zoals de Dam in Amsterdam. Een ‘non-place’ ontbeert geschiedenis en verbindt mensen niet. Denk aan supermarkten, luchthavens, stationshallen, parkeergarages, metrohaltes en snelwegen. Non-places in absolute zin bestaan volgens Augé niet – dat zou namelijk een plek zijn waar mensen elkaar niet eens meer als mens zouden herkennen. Hij gebruikt het begrippenpaar place/non-place als instrument om iets te kunnen zeggen over de huidige mens in een geglobaliseerde wereld. In de voorbije dertig jaar ziet hij een sterke toename van het aantal non-places. Wat zegt die toename over de huidige mens? Valt het uiteenvallen van de collectiviteit en daarmee het voortschrijdende individualisme samen met de toename van non-places wereldwijd? Sterre voelde zich niet geroepen voor een antwoord op die vraag. Ze benaderde het begrip non-place vanuit een andere hoek. Over dat en meer zouden we het gaan hebben, en waar kan dat beter dan in een schitterende non-place: de stationshal van Arnhem Centraal. “Lijkt me stug dat je me straks niet kan vinden, want ik ben helemaal in het groen gekleed,” sms’te ze.

Inktober 2022 snail with tent

Midden in de stationshal staat een iemand in het groen aandachtig naar de rij bliepende toegangspoortjes te turen. Geen reiziger ontkomt aan haar adelaarsblik. Sterre is opmerkzaam, ze ziet dingen waar geen mens acht op slaat. Maar mij ziet ze niet, want ik kom uit onverwachte hoek. Ik nam niet de trein, maar de auto – is goedkoper – en kwam de stationshal binnen vanuit de parkeerkelder en ook die is schitterend, ofschoon ik er voor geen goud zou willen wonen. Het is een plek die je in de kilste science-fictionfilms ziet, een plek die paranoïde maakt vanwege het gevoel dat je permanent in de gaten wordt gehouden. Had ik ongezien tegen een van de betonnen wanden kunnen pissen? Non-places en surveillance kunnen het goed met elkaar vinden.

“Net kwam er man voorbij die gratis bijbels uitdeelt,” is zowat het eerste wat Sterre zegt. “Een man met een rond, haarloos gezicht. Zijn bijbels op een karretje.” Op haar voorstel gaan we koffiedrinken in het etablissement dat StationsHuiskamer heet, een zaak met een interieur dat opzettelijke sleetsheid met industriële elementen combineert. Hoe bedacht het geheel ook, de sfeer is er prima en de mensen achter de balie vriendelijk. Goed praten hier. Gaandeweg het gesprek valt bij mij het kwartje en zie ik het verband tussen haar lieflijke illustraties van diertjes met menselijke eigenschappen en de kille afstandelijkheid van non-places zoals stationshallen.

Een braaf poserende slak met een tentje, zijn tijdelijke onderkomen, op zijn rug, een egel met een bierbuik, een vlieg die met rode laarsjes aan in een waterplas trapt en een kikker die aan transcendentale meditatie doet. Dieren met een hoog knuffelgehalte – ze lijken te zijn ontsnapt uit de Ikea-tas van weleer – zacht als pluche omdat ze met kleurpotlood zijn getekend. De beesten hebben hun aangeboren waakzaamheid afgelegd en paraderen in een waan van veiligheid. Ze voelen zich thuis in de voor hen door Sterre getekende wereld. Maar wat is thuis?

Zebrapad crop

“Als je je niet thuis voelt, ben je vervreemd,” zegt Sterre resoluut. Op haar Instagram-account Illusterre staan een paar animaties over vervreemding. In luttele seconden zie je dat wat klein is, groot worden en dat wat dichtbij is veraf raken. De wereld valt uiteen in een geklutste lijnenbrij, woordbeelden desintegreren tot tekens en tekens vallen uiteen in ziedend tollende lijntjes zoekend naar samenhang. Als de wereld haar vertrouwde betekenis verliest, is vervreemding je deel. Non-places zijn een vergevorderde stap naar zo’n wereld en in Sterre’s afstudeerwerk Existing Non-Places (als doorwaadbare animatie te zien op www.illusterre.nl) zien we die wereld, die niemand niet zal herkennen. Herkenning zonder dat het je bewust opvalt, is een kenmerk van het thuisgevoel. Sterre zocht naar herkenbare elementen in non-places en ze vond fluorescerende pilonnen, let-op-glad uitklapbordjes, drankenautomaten en gele looproutes op keramische tegelvloeren. Als je maar goed genoeg om je heen kijkt, is er thuis in vervreemding. “Ik wil mensen het gevoel van thuiskomen geven met mijn werk,” merkt Sterre’s voice-over op in de minidocu over Existing Non-Places. Dat gevoel wordt versterkt door de gekozen techniek: kleurpotlood. De kille, vervreemde wereld van metrostations krijgt door dat materiaal een warme, zachte toon. Een toon die de betonnen werkelijkheid draaglijk maakt.

Ze vertelt over nieuw werk. Een sinistere sprinkhaan in lange overjas met opgestoken kraag kijkt me in mijn verbeelding uitdrukkingsloos aan. Het mensachtige insect observeert me vanuit een mentale houding van wantrouwen. De sprinkhaan en zijn identieke collega bevinden zich op Arnhem Centraal, tenminste, zo stel ik me voor. “Ik wil mensen voortaan afbeelden als dieren,” licht Sterre met een stralende glimlach toe. Op een andere ‘tekening’ zie ik een volle treincoupé. Alle reizigers zijn dieren, allemaal van een andere soort. De sfeer is gemoedelijk, ik hoor gekeuvel. Een sociaal gebeuren van bescheiden aard, omgeven door wantrouwige insecten. Mensen als dieren. “O ja!” roept Sterre. “En Timo is een casual haas.” Voorafgaande aan ons gesprek gaf ik haar een beschrijving van Timo, de liedjesmaker die je elders in dit bukblad tegenkomt. Ik vroeg haar welk dier ze zich voorstelt bij die beschrijving. Zonder mijn reactie af te wachten, associeert ze lustig verder: “En jij bent echt een mol.”

Website: illusterre.nl

Terug naar overzicht

Deel dit artikel

Lees ook deze:

Hou mij op de hoogte!

Laat mij weten wanneer een nieuwe editie beschikbaar is.