Tekst: Edwin Timmers
Foto: Jamie Wdziekonski
Spring Time
Een doodgewone zaterdagochtend in Utrecht. Het tweede filmfragment tijdens les drie van een cursus filmanalyse veranderde de toch al roerloze aanwezigen in de zaal tot een verzameling zoutpilaren met natte ogen.
Het fragment kwam uit Ken Loach’s film Ladybird Ladybird (1994), waarin een stel politiemannen en een rechercheur onaangekondigd een baby bij diens moeder komen weghalen. De kijker ziet dit botte feit bij de moeder indalen. Dit gaat van ongeloof en paniekerige smeekbeden naar werkelijk diepe, diepe hartverscheurende wanhoop. Daar zat ik in het rode pluche in het piepkleine filmzaaltje: als bevroren, te waterogen met een adembenemende knol in mijn keel. Het bleek de eerste filmrol van Crissy Rock die de moeder ‘speelde’. Is dit nog wel spelen? Ja, en het is het handelsmerk van regisserend kapitalisme-criticus Ken Loach. Ooit dacht ik zijn werk sociaal realisme te moeten noemen, zonder te weten dat dit een reeds gemunte term was (gericht overigens op dezelfde verschopte mensen). Een term die evenzeer van toepassing is op de films Naked van Mike Leigh, Fishtank van Andrea Arnold en Tyrannosaur van Paddy Considine. Ik ben een groot liefhebber van deze ellende die filmkijken tot een pervers genoegen maakt. Welnu, het ‘spelen’ van Crissy Rock doet me sterk denken aan het zingen van Gareth Liddiard. Tegelijk is Liddiard, die je wellicht kent van Tropical Fuck Storm en Drones, een preker; hij ondergaat minder dan hij overziet, maar altijd lijdt hij vanwege het zien. En wat hij ziet is ellende.
Springtime is een gelegenheidsband, een ‘project’ in de perceptie van de in en in verrotte manager, waarin Liddiard de hoofdrol speelt. Zeven liedjes op hun titelloze debuutplaat. Liedjes is niet het goede woord, maar tracks, of nummers, is nog suffer. Composities is te hoog en werkstukken te handvaardig. Noem het schilderijen, of sociaal realistische geluidssculpturen dan wel -bouwvallen. De man heeft altijd zoveel tekst; de wereld is een zak met stront en hij weet niet hoe hij het moet zeggen dat dat inderdaad het geval is. Scheepsladingen aan woorden zet hij in om te expliceren hoe de zon langzaam, doch steeds sneller, definitief onder zal gaan. Hij zingt over onze wereld. Het loont de moeite om naar de zang van Gareth Liddiard te luisteren, altijd. Hij broeit als een duivels prediker vanaf een kansel in de goot. Indien niet de goot, dan vanaf nat asfalt in een kille nacht of turend door het venster van een bewoond krot in een afbraakwijk. Zullen we het over iets leukers hebben? Over het gitaarspel van Liddiard? Het dient als aura van zijn zang. Waar zijn stem het niet bereiken kan, neem zijn gitaarspel het over en vormt zo een complex wezen, wanhopig houvast zoekend op de wanden van de afgrond. In vergelijking met Tropical Fuck Storm is zijn spel voor Springtime terughoudend, transparant, soms, als aquarel. Gelukkig speelt hij ook op deze plaat die valsige tonen. Tonen die opzettelijk net iets onder de intentie hangen en daardoor diep menselijk zijn. Het verlangen reikt verder dan waar men is; de wereld uiteindelijk minder mooi dan gehoopt.
Hoe fraai er op deze plaat gemusiceerd wordt, werd mij pas duidelijk in The Viaduct Love Suicide. Een intro op piano. Spaarzame tonen, piepkleine akkoorden, waarvan de hoge onheilszwanger en vol van verwachting. Daarna praatzingt hij zijn trieste-woorden-vloed zoals hij deed in het al even schitterende Why Write a Letter That You’ll Never Send van de Drones. Maar de boodschap, de zelfmoord en moord ineen, van The Viaduct Love Suicide krijgt alle ruimte om in te dalen in een grootse, doch ingehouden gespeelde, bespiegelend instrumentale finale. Einde. Het doek zakt.