Tekst: André Steenbergen
Foto: George Etheredge
Raymond Pettibon’s ‘My War’
“Wordt de platenhoes beter als de muziek je aanstaat of ga je de muziek beter waarderen als de platenhoes op zichzelf is komen te staan en een iconisch leven is gaan leiden?”
‘You can’t judge a book by its cover’, song Bo Diddley ooit. Boeken… wellicht… maar geldt dat ook voor een muziekalbum? En mag/kun je platen beoordelen louter op hun hoes? Vermoedelijk wel, want hoe vaak hoor je niet dat iemand een plaat heeft gekocht vanwege de hoes. ‘Blind kopen’ noemen we dat ook. Vreemde term eigenlijk, want je koopt de plaat in dat geval eerder doof dan blind, nietwaar? Oh, en terzijde: ik heb het hier over albums en vinylplaten, waarbij het artwork natuurlijk veel beter tot zijn recht komt in vergelijking met het gepriegel op een CD-hoesje of een icoontje op Spotify. “Vinyl is the poor man’s art collection!”, zegt Oasis liedjesschrijver Noel Gallagher treffend in de binnenkort te verschijnen documentaire ‘Squaring the Circle’ van Anton Corbijn. De LP-hoes als kunstwerk! ‘Squaring the Circle’ gaat over creatief sterke platenhoezen die tot doel hebben het imago van een popartiest neer te zetten en te versterken. De trailer, die ik onlangs zag van deze documentaire, zette me aan het denken. Niet door de artiesten die er in werden opgevoerd (Paul McCartney’s Wings, Pink Floyd, Peter Gabriel etc), maar door vraag die het in me opriep: “Wordt de platenhoes beter als de muziek je aanstaat of ga je de muziek beter waarderen als de platenhoes op zichzelf is komen te staan en een iconisch leven is gaan leiden?” Eigenlijk weten we het antwoord op de vraag al: het artwork van een album doet er toe! Want laten we wel wezen, als die kunstvorm, in de gedaante van een hoes, niet belangrijk was dan zouden alle platenhoezen, ongeacht het genre, toch in een uniform hoesje worden gestoken, zoals begin 20e eeuw het geval was? En dat is niet het geval: geen één platenhoes is exact hetzelfde.
Toch illustreer ik het antwoord op de hierboven gestelde vraag graag aan de hand van een voor mij belangrijke plaat en hoes. En in goede Bukblad-traditie is dat uiteraard een album uit de underground: het is Black Flag’s ‘My War’ (SST Records, 1984) met een, door Raymond Pettibon ontworpen, geweldige hoes.
Ken je Black Flag (en het werk van Pettibon) niet, dan ken je op zijn minst het logo van deze US hardcore punkband. Het zijn die vier zwarte balkjes, enigszins verschoven naast elkaar, die een wapperende vlag voorstellen. Het beruchte ‘four bars’ logo van Pettibon dat menig inwoner van California destijds mateloos fascineerde of juist de stuipen op het lijf joeg. Zelf heb ik er decennia over gedaan om er een zwarte, wapperende vlag in te herkennen, maar dat zegt meer iets over mij denk ik.
Oké, terug naar ‘My War’ van Black Flag. De plaat is gestoken in een hoes met een egale, lichtblauwe achtergrond waarop een strak getekende, gemeen lachende poppenkastpop te zien is met een groot mes in zijn rode hand. Heeft die nare pop een Hitlerkapsel, vraag je je ook nog af? Ook is onder de A en de G van Flag gedeeltelijk het zwarte logo van de band te zien. De tekenaar is de nog jonge Raymond Ginn (1957), die van zijn vader de bijnaam ‘Le Petit Bon’ kreeg. Pettibon als artiestennaam blijft immers beter hangen. Raymond is de broer van Greg Ginn en laatstgenoemde is de oprichter en gitarist van Black Flag, alsmede de eigenaar van SST Records, het label waarop o.a. The Minutemen, Hüsker Dü, Descendents en dus Black Flag hun platen uitbrachten. Zelfs vroeg werk van Sonic Youth en Dinosaur Jr. zit op SST!
Wat tekeningen al niet teweeg kunnen brengen!
Aanvankelijk sierde het kenmerkende Pettibon artwork vooral flyers en 7-inch hoesjes van SST bands. Tekeningen die overigens nooit door Pettibon in opdracht werden gemaakt: bevriende muzikanten en bands kwamen langs om door zijn honderden tekeningen te neuzen en datgene er uit te pikken wat hen aanstond. De tekeningen van Pettibon waren er dus éérst, voordat anderen er een titel of bandlogo aan toevoegen met behulp van de kopieermachine. Zijn werk kenmerkt zich door ongemakkelijke zwart/wit pentekeningen die die gaan over (sexueel) geweld, de atoomoorlog, verwarde hippies, drugs, jeugdcriminaliteit en Charles Manson. Ook is er altijd een stukje tekst te zien. Een prikkelende zin van eigen hand of flarden van regels afkomstig uit de omvangrijke boekenverzameling van zijn ouders. Ook de optredens van Black Flag werden aangekondigd middels gekopieerde, groezelige flyers met daarop dat provocatieve werk van Pettibon. Hoewel deze flyers inmiddels dure collector items zijn, zorgden ze destijds niet voor meer publiek. Wel voor opstand, politiegeweld en chaos rond de optredens. Wat tekeningen al niet teweeg kunnen brengen!
“He was such a manipulator. He knows what’s going to cause a ripple and cause unrest… It’s not gonna bring people to the show. It’s gonna get us beat up”, aldus zanger/brulboei Henry Rollins in de videoserie ‘The Art of Punk’. Dat hij als frontman er inmiddels uit was gaan zien als een langharige sportschoolfanaat volgeplakt met indrukwekkende tattoos, hielp ook niet bepaald om de agressie op afstand te houden. Zeker niet in een tijd dat alleen nog maar zeelieden, de penoze, motorbendes en de Yakuza tatoeages hadden. En dat de fans in hardcore-punkland uniformer en dogmatischer (lees, conservatiever) werden qua stijl en muzieksmaak keerde zich ook tegen de bandleden. Woede gegarandeerd!
‘My War’ kocht ik ooit blind, eh doof, vanwege die goed getekende, sinistere hoes, want van Black Flag had ik toen nog nooit een noot gehoord. Ik wist alleen dat Black Flag een originele, hardwerkende punkband was die non-stop toerde en eigenhandig de basis en het netwerk had neergelegd voor de pre-grunge / pre-Nirvana US indie-rock scene.
Lekkere plaat? Goeie muziek? Welnee, niets van dat alles! Ik vond ‘My War’ lelijk, schurend, ongemakkelijk, dreigend, traag en log. Slome punkrock met Black Sabbath riffs voorzien van teksten over naar binnen gekeerde thema’s als sociaal isolement, paranoia en neuroses. Maar oh, oh, die hoes. Wat een magnetische werking had deze op me. Toch maar weer opzetten… Terugplaatsen… Opnieuw opzetten… Verkopen? Nee, niet verkopen! Weer beluisteren en nu nog harder die volumeknop met de klok meedraaien…
En het werkte! De vervelende, aanwezige poppenkastpop-met-mes van ‘My War’ heeft ervoor gezorgd dat de plaat niet werd vergeten, steeds weer op de draaitafel belandde en zich uiteindelijk volledig in mijn hersenpan is gaan nestelen. De naargeestige hoestekening werd één met de muziek en omgekeerd. Voor mij is ‘My War’ een classic. En klaarblijkelijk ben ik niet de enige, want met terugwerkende kracht wordt de destijds sceptisch ontvangen ‘My War’ plaat nu als één van de grondleggers gezien van alles wat noise-rock, Melvins, Kurt C, grunge, post-hardcore, math rock en sludge-metal heet!
Het antwoord op de vraag of een fantastische hoes de muziek naar grotere hoogten kan doen stijgen, luidt dus voor ‘My War’ met: “Echt wel!”
Eind jaren 80 al raakte Pettibon in onmin met SST Records en was hij klaar met de alternatieve muziekscene. Er volgde vrijwel niets meer op het gebied van de platenhoezen, behalve nog zijn geweldige ontwerp voor Sonic Youth’s ‘Goo’ (1990) en iets later ‘One by One’ (2002) van The Foo Fighters. Mocht je anno nu op zoek zijn naar creaties van Pettibon, dan moet je naar het museum. Je zult weinig ‘punk vibes’ meer aantreffen, wel kleurrijk (!) werk met veel water. Enige uitzondering op de regel is gelukkig het artwork voor OFF!, de hedendaagse punkband met oude rot Keith Morris op zang. Ooit was Morris de zanger op Black Flag’s legendarische debuut EP ‘Nervous Breakdown’. Een EP die uiteraard gestoken is in een hoes van Raymond Pettibon. En zo is de cirkel weer rond: van Flag naar OFF!, Pettibon zorgt, of hij nu wil of niet, nog steeds voor kenmerkend - én versterkend beeld in de punkscene!