Tekst: Edwin Timmers
Foto: Jonas Sars
Over de reanimatie van de ateliers van Stroomhuis
Weinig concertpodia hebben een koosnaam. Stroomhuis in Eindhoven wel. Stroomhuisje heet het, een naam die alles zegt over de beleving van wat er binnen gebeurt, want het gebouw zelf is plomp en heeft een gesloten karakter. In 2001 werd het gekraakt en vrijwel meteen was het wat men pas later ‘een broedplaats voor creatief talent’ ging noemen. Doorheen de jaren bewoog de muziekpoot zich steeds verder naar de voorgrond. De nieuwe lichting Stroomhuizers kwam via die poot binnen, met gevolg dat de ateliers voor andere scheppende arbeid dan muziek geruisloos hun oorspronkelijke functie ingewisseld zagen worden voor die van opslag. Maar dat tij is gekeerd en dat is om meerdere redenen goed nieuws.
Buiten loop ik Stefan tegen het lijf. Drie tellen later zitten we in een gesprek over bands, jongeren, daklozen en zijn bezigheden voor Stroomhuis. Een bevlogen man die zijn verhaal met wijsheden doorspekt. Een ervan blijft direct hangen: domheid kun je niet afleren. Stefan heeft een aangeboren vertrouwen in de mens, hij zet zich voor iedereen in, maar soms werkt het niet, en dan kunnen wegen maar beter scheiden. Binnen, aan de grote tafel in de ontmoetingsruimte annex keuken annex woonkamer wachten Loes, Danielle en Rosa op me. Ik sluit een dik kwartier te laat aan en verontschuldig me met de smoes dat Stefan me aan de praat hield. Het drietal lacht minzaam als ik zeg dat domheid niet is af te leren. “Ja, dat is Stefan,” zegt Loes.
Jonas komt binnen en zet zich aan tafel. Rosa tikt wat op haar laptop en draait het scherm, waarop Rosalie is verschenen. Rosalie begroet de aanwezigen vanuit Portugal, waar ze twee maanden verblijft. Als we later deze middag alle ruimtes van Stroomhuis doorkruisen, houdt Rosa haar laptop permanent voor zich als een schaal met koekjes. Vanaf het scherm op Rosa’s buikhoogte volgt Rosalie het gebeuren terwijl ze, associaties met Penelope oproepend, op een klein weefgetouw werkt. Een prachtig beeld: om aanwezig te zijn en deel te nemen, moet iets én iemand je dragen.
Tegen de muur van de concertzaal hangt een schilderij van The Hermit, een vergrote kopie van een klassieke tarotkaart, waarop een kluizenaar kijkt naar wat zijn brandende lantaarn verlicht. “The Hermit is een einzelgänger die zijn eigen pad verlicht,” licht Rosalie, die het schilderij maakte, vanuit Portugal toe. “We zijn hier allemaal als zo’n einzelgänger binnengekomen.”
André Amaro kwam in 2001 via het dak het leegstaande stroomhuis binnen en drukte gelijk een stempel op de koers. Hij zag de plek als een speelplaats, een laboratorium en een baarmoeder. Ook al woont hij tegenwoordig in Portugal, zijn woorden hebben nog steeds impact. Bij zijn laatste bezoek benadrukte hij de vrijheid om te experimenteren: blijf ideeën genereren, wees één grote ideeënbox. De ateliers moesten weer voor dat doel bezet worden. Een deel van de huidige lichting vrijwilligers, zowat allemaal begonnen in de muziekpoot, nam die taak op zich.
Loes tatoeëert, niet in Stroomhuis, maar elders. Hier tekent en schildert ze. Haar werk getuigt van een liefde voor de cartoons die ze in haar kindertijd zag. Klare lijn en veelal maffe figuren. “Bij tatoeëren moet je meedenken met een bepaald lichaam,” laat ze zich ontvallen. Al doende leert ze de taal van het gegoten lichaam kennen, een taal die ze in haar tekenwerk laat voor wat die is. In cartoons zijn figuren getekend door emotie. Loes deelt haar atelier met Jonas, die zich toelegt op animatie en videowerk. Hij werkt al jaren aan een animatiefilm, niet vanwege gebrek aan inspiratie, maar gewoon omdat het veel werk is. Ondertussen maakt hij andere dingen. Licht voorover gebogen bladert hij door eigen werk, kijkt opeens op en zegt: “Voor mij heeft dit belachelijk veel waarde.” Hij bedoelt deze plek, deze werkruimte, dit atelier in Stroomhuis.
Danielle deelt een atelier met Rosalie. Ze legt zicht toe op zeefdrukken. Het mooiste vindt ze misschien wel de ondersteuning van meer ervaren zeefdrukkers. Stuit ze op een probleem, dan helpen zij haar uit de brand. “Iedereen heeft al wel ooit een poster gemaakt,” zegt Rosa, waarop Rosalie vanuit Portugal reageert: “En euh, ik heb een tent gemaakt.” Rosalie zeefdrukt ook, maar is voornamelijk met naald en draad in de weer. Op een tafel niet ver van de zeefdrukcarrousel staat een Singer naaimachine. Rosa hangt nog tussen de verschillende disciplines, probeert van alles en overweegt een keuze voor hout en metaal. Met Rosalie bedacht ze het Kapsones Kafe, een concept waarbij gasten onder het genot van een kom soep worden aangespoord tot discussies over prikkelende stellingen geënt op actuele thema’s in de politiek. Het ludieke oprekken tot het politieke, iets wat in de nabije toekomst van pas kan komen.
In de kelder ruikt het naar haakse slijper en hout. Hier heeft Bertus zijn werkplaats. Hij maakt meubels en andere gebruiksobjecten van metaal en hout, waaronder een houtgasoven naar eigen ontwerp. “Op zolder komen ook ateliers,” zegt hij, als hem de reden van deze rondleiding wordt verteld. We lopen door naar de repetitieruimte, die volgens Danielle evengoed een atelier is en dagelijks wordt gebruikt. Loes, Jonas, Danielle en Rosa spelen in een band. Disciplines lopen door elkaar én komen bij elkaar: net voordat ik het pand verlaat, geeft Danielle me een DVD van de ep Things That Rhyme With Pain van haar band Sowt. De film en het artwork is van Jonas.
Buiten kijk ik nog eens goed naar het plompe gebouw met het gesloten karakter, een ‘monument in voorbereiding’, aldus een ambtelijke website. Het staat in dat deel van de Eindhovense binnenstad dat de komende jaren flink aangepakt gaat worden. Woontorens zullen er verrijzen. Zal Stroomhuis een doorn in het oog zijn van de mensen die zich diep in de schulden steken voor een paar vierkante meter woonoppervlak?
Om nieuw talent te kunnen herkennen, is een open geesteshouding onontbeerlijk. Kunst en creatieve arbeid dienen die geesteshouding en dat alleen al is een goede reden om de ateliers in Stroomhuis te reanimeren. Maar een generator van ideeën kan alleen maar bestaan als er ook ideeën uit voortkomen die groter zijn dan het gebouw waarin ze worden gegenereerd. Het werken in de ateliers is in die zin eveneens een trainingsstage, een oefening in engagement in woord en daad. Want als Stroomhuis meebeweegt met wat de plannenmakers beogen, eindigt het mogelijk als een ‘hippe’ lunchroom. Als Stroomhuis echter ferm tegenbeweegt, blijft het een bron van permanente inspiratie en een podium voor alles wat niet gewoon is. Een Stroomhuisje dus.