Tekst: Edwin Timmers
No Way
De eerste en vooralsnog enige demo van No Way verscheen vorig jaar oktober op bandcamp. De gemiddelde leeftijd van de vier bandleden lag toen nog onder de vijftien jaar. Onlangs speelden ze op het Haagse ‘festival voor explosieve muziek’ Sniester en binnenkort spelen ze op Pitfest en in Café Harder op de Zwarte Cross. Kennelijk is muziekminnend Nederland toe aan een nieuwe lichting jongeren die teruggrijpt naar de energieke basics van punk en hardcore.
Een afspraak was zo gemaakt. Ik stuurde de band een berichtje via Insta en nog geen minuut later ontving ik van zanger Pan een appje waarin hij aangaf dat ze graag meewerken aan een artikel voor dit blad. Gas erop, dat mag ik wel. Ze repeteren in een voormalig kantoor- en bedrijfspand aan de Tesselschadestraat in Den Bosch.
Pan is de eerste die arriveert, op de fiets. Vervolgens stapt drummer Gijs (of Geezer) uit een auto en even later komt gitarist Jorda aanfietsen. Bassist George Bacon (inderdaad, met Engelse roots) verschijnt pas een dik kwartier later, als we al in het repetitiehol zitten. “Joehoe,” klinkt het vanuit de gang. “Daar is George,” zegt Pan. Als George het hol binnenstapt, krijgt hij er op een vrolijke manier van langs. “Ja, te laaat!”
Volwassenen proberen onder begeleiding van hordes coaches in het ‘nu’ te leven, wat ze niet gaat lukken; de jongens van No Way proberen het niet, maar doen het gewoon. Ik merk aan hun reacties dat ze mijn vragen naar hoe ze begonnen en waar ze naartoe gaan niet bijster interessant vinden. Toch krijg ik wel wat los. Hun eerste optreden was op 8 juli vorig jaar bij Bossche Brouwers. Toen combineerde Pan nog zang met bas en zat ene Kick nog achter de drums. George kennen ze van het skaten. Het klikte en ze wisselden telefoonnummers uit. Op zeker moment kreeg George een berichtje met de vraag of hij bij hen wilde bassen. Toevallig was hij korte tijd daarvoor bas gaan spelen.
Jong, luid en recht vooruit
De bandnaam ripten ze van het gelijknamige liedje No Way van de Californische punkband The Adolescents. Een liedje uit 1981, hoe kunnen ze dat kennen? Jorda’s vader is een hele grote hardcorepunkliefhebber. Duizenden platen in zijn kast en nog altijd een fervent concertganger. “Gisteren ben ik met hem naar OCCII in Amsterdam geweest,” zegt Jorda. “Savage Head speelde daar, en Burning Cross en Appäratus, een band uit Maleisië.” In het liedje What? op de demo komt een gezongen oi-oi-oi voorbij. Een verwijzing naar working class punk in de muziek van een stel vijftienjarigen? Jorda knikt enthousiast: “Het eerste optreden dat ik zag, was van Cocksparrer.” Ik noem de naam Cockney Rejects. “Ja,” zegt Pan, “die spelen ook op Pitfest.”
Pan en Jorda vinden dat Gijs veel onzin praat. Ze stellen dan ook voor om hem af en toe te negeren. Ik zeg tegen Gijs dat een studioman me ooit vertelde dat alle drummer gek zijn. Hij lacht en vertelt over de drummer van Guns & Roses die tijdens plaatopnames seks had met een vrouw. “Als je goed luistert, kun je het horen.” Hij heeft die kennis uit een boek over de band. “Op school moest ik een boek lezen. Ik had een boek liggen over Guns & Roses. Daarom weet ik dat.” Sowieso hebben de jongens veel feitjes paraat. Waar hebben ze die vandaan? “Wikipedia!” klinkt het in koor.
Jorda en Pan begonnen de band. Ze kennen elkaar al heel lang. Op hun achtste luisterden ze naar muziek, die ik hier niet mag noemen. “Op die leeftijd ging ik ook skaten,” zegt Jorda, “en toen draaide mijn vader een liedje over skaten.” Skaten en hardcore, een historische combinatie. Een van hun liedjes heet Mr Wilson en handelt, afgaande op de tekstregel ‘teachers are the enemy’, over school. Volgens de band is Mr Wilson een skate-term: achterover van je naar voren wegschietende skateboard vallen. George rent naar de gang en demonstreert de val zonder zich te bezeren. Jorda: “Voor het liedje hadden we een naam voor een leraar nodig. Mr Wilson paste wel.”
Na het optreden op Sniester heeft Pan met een meisje gezoend. De andere drie beweren dat hij nu verliefd is. Pan zwijgt in alle talen. Gijs kruipt achter zijn drumstel, Jorda laat zijn gitaar alvast wat huilen en George hangt zijn bas om nadat hij mij een paar oordopjes heeft gegeven. Ze jagen er gauw drie songs doorheen en ouwehoeren dan weer wat. Drie songs in net geen vier minuten. De demo heeft zeven liedjes in tien minuten en staat sinds kort ook op Spotify. Voor het krijgen van optredens hoeven ze geen moeite te doen. “Mensen bellen ons,” verklaart Jorda. Zeven keer stonden ze reeds op het podium en ze hebben er nog tien in het verschiet. George haalt een bus Pringles uit zijn rugzak. Geen gezonde voeding, maar af en toe zondigen mag best van deze zelfverklaarde straight edgers. Dus jullie mogen niet drinken? vraag ik. “Hoeft ook niet,” reageert Pan en schiet met zijn hand in de bus Pringles.