Tekst: Edwin Timmers
Foto: Juri Hiensch
Bob Mollema & Fluisteraars
Meteen nadat we Bob Mollema’s studio in een voormalige houtloods in Utrecht binnenstapten, viel het woord ‘ontluiken’. Wie van ons tweeën het woord bezigde, weet ik niet meer, maar het woord viel en we veerden allebei op. Het woord is verstopt in de grootse plaattitel Gegrepen door de Geest der Zielsontluiking (2021) van metalband Fluisteraars, die Bob, als zanger en tekstschrijver, al ruim een decennium draaiende houdt met vriend en geestverwant Mink Koops. Als metalnitwit troffen me in eerste instantie de songtitels van Fluisteraars. Ze verraden een gevoeligheid voor diepmenselijke, levensbepalende uitersten. Een gevoeligheid voorbij de fnuikende rationaliteit die de huidige wereld in de houdgreep heeft. Fluisteraars stelt zich open voor voorchristelijke stemmen in het onbewuste tijdens nachtelijke wandelingen in de bossen bij Bennekom.
“Dingen werken heel erg goed als je geen doelen hebt,” zei Bob aan de telefoon, twee weken voordat we elkaar in Utrecht spraken. Hij verwees hiermee naar zowel het schrijven van teksten voor Fluisteraars als naar zijn praktijk als beeldend kunstenaar. “Geen verwachtingen. Een plaat komt er toch wel. Ik zou geen plaat maken als ik weet dat er een plaat moet komen.” Bob denkt snel en legt met gemak meerdere fraaie gedachten per minuut op tafel. “Ik ben een seismoloog,” dacht hij hardop, en er volgde een uiteenzetting over tektonische platen die tegen elkaar aan schuren waardoor trillingen ontstaan. Een doel, anders dan het opvangen van die trillingen, verstoort het beeld dat dergelijke trillingen geven. Bob probeert ‘aan te staan’. Wat zijn zintuigen hem vertellen is het vertrekpunt voor zijn werk.
Achter dat masker ben ik mijn huidige stijl gaan verkennen. Die zat diep onder de oude.
In 2015 verliet Bob de HKU met het afstudeerwerk BED, BAD en DOOD, een fictief verslag in stripvorm van een man die in 2026 asiel aanvraagt in een land dat Miërs heet nadat hij uit het door een watersnood geteisterde Nederland is gevlucht. Bob bladert erdoorheen en wijst me op het precieze die de houtskoolpotloodtekeningen, ondanks de ruige flair, hebben. Hij liep vast in deze stijl, overwoog zelfs om helemaal te stoppen. David Bowie zette hem op een nieuw spoor. Ooit zei dit popicoon iets over zijn thuisland dat zijn weldenkende landgenoten tegen het hoofd stiet. Hierop aangesproken beweerde Bowie dat niet hij, maar zijn alter ego Ziggy Stardust dat gezegd had, en … Ziggy is dood. Dit inspireerde Bob tot het vormen van een eigen alter ego, Flip Zonneheuvel, waarvoor hij letterlijk een masker maakte. “Daar ligt het ergens,” zegt hij, omringd door zeer kleurrijk werk met een ‘naïeve’, vlotte toets en wijzend naar het zoldertje boven zijn studio. “Achter dat masker ben ik mijn huidige stijl gaan verkennen. Die zat diep onder de oude.” De huidige stijl kunnen Bukbladlezers kennen van het artwork dat hij voor de Amsterdamse band Marathon maakte. Een boogschutter tussen de sterren, de godenhand met bliksemschichten en de vanachter groen struikgewas loerende zwarte stier, misschien de Minotaurus uit de Griekse mythologie, de stiermens, gevangen in het labyrint. De grote beweging in zijn beeldend werk kruipt toe naar die van zijn teksten voor Fluisteraars. Grote beweging? Een voorbeeld: “In de zomer knalt alles eruit!” Zo ervaart Bob de kleurenpracht van het massale ontluiken der bloemen. Hij pakt er een paar boeken bij. Het eerste gaat over afbeeldingen op luciferdoosjes uit India. Sterk gestileerde en bijzonder kleurrijke werkjes. Het tweede boek gaat over laatmiddeleeuwse Russische prenten en schilderijen, rake composities en ook sterk gestileerd, maar anders, werk voor op posters bijna. “Ik probeer me te laten inspireren door andere culturen,” licht hij toe, en doet een stap terug in de tijd. “Volgens de christelijke traditie zijn wij mensen geschapen naar het evenbeeld van god, die buiten de natuur staat. In natuurreligies is het goddelijke in de wereld aanwezig, niet erbuiten. Ik probeer daar een gevoeligheid voor te creëren [In die zin is de geest der zielsontluiking een entiteit en niet zomaar een metafoor – ET] Mink en ik bedenken verhalen. Op de hoes van Gegrepen door de Geest staat een dode boomstam met zwammen erop. Op die plek in het bos fantaseren we een huisje waar ooit iemand woonde. De boomstam met zwammen bestaat echt. De verhalen maken we er bij in de hoop dat mensen dat denken overnemen.”
“Mink en ik kennen elkaar van het skatepleintje in Bennekom. We waren acht negen jaar toen een elfjarige jongen ons daar liet kennismaken met Dimmu Borgir, die in hun muziek oude, lokale verhalen laten herleven.” De muziek van deze Noorse blackmetalband zorgde voor de sfeer bij de sagen en legendes uit de boeken van Jacob Gazenbeek die Bob van zijn opa had gekregen – één ervan, uit 1941, draagt de veelbetekenende titel Fluisteringen van het Verleden. Zo openden zich hun ogen voor de omgeving van Bennekom en de verhalen die daarin ongetwijfeld nog rondwaarden. “We hadden een spel. Dan gingen we in de schemering naar de bosrand en keken we wie er het diepst in de bossen durfde te lopen. Dat ging steeds dieper, totdat we er ’s nachts doorheen liepen. Dat doen we nog steeds. Toen we zestien waren hebben we in de bossen geslapen. We zagen niets. Gespitst op alle geluiden hoorden we midden in de nacht heel duidelijk en dichtbij een luid ‘frrrrt!’. Wat was dat?” Bob houdt zijn adem in, bouwt spanning op. “Het bleek een briesend paard.” Bobs ideeën voor songtitels en teksten lijken uit de schemering voort te komen. Flarden die de oerlaag in zijn onbewuste tot trillen brengen. Trillingen die seismoloog Bob registreert en tot verhalen uitbouwt. Verhalen die hij tenslotte al kuchende, krijsende en grommende tot leven wekt.
Fluisteraars komt doorheen de jaren los van wat Bob de blackmetaluniformiteit noemt en gunt zich meer en meer vrijheid, duidelijk hoorbaar in het prachtnummer De Maan, Zon van de Doden op hun laatste ep met de al even mysterieuze titel De Kronieken Van Het Verdwenen Kasteel - II – Nergena. Platenzaak de Waaghals duidde het raak: “De Maan, Zon van de Doden is haast free-jazz-doom, waarbij manisch drumwerk en onheilspellende blaasinstrumenten vechten om de voorgrond.” Heel fraai is de diepe kuch in het begin, een hees hoesten in de mist. Prachtig is de krioelende fluitpartij halverwege. Bob: “We namen de plaat op in de E-Sound studio’s in Weesp. Onze vriend Michiel was erbij. Hij wilde iets met een fluit die daar aan de muur hing. Hij is geen fluitist, hij is archeoloog en een van de vijf vrienden waarmee we ’s nachts door de bossen bij Bennekom lopen.”