Tekst: Mark Olijslagers
Aangename buitenbeentjes
Op de meeste streamingdiensten zijn ze ver te zoeken, art-house films zijn blijkbaar niet voor het grote publiek. De een smult ervan, de ander vindt het niet te pruimen. Ieder zijn meug. Steeds vaker ben ik op Netflix bij een film al afgehaakt vóórdat de aftiteling ook maar enigszins bereikt is. Gelukkig zijn er alternatieven. Mubi bijvoorbeeld, een streamingsdienst die tot de nok toe gevuld is met met uitzonderlijke films. Bingewatch waardige series zul je er niet vinden, wel klassiekers van Tarkovsky of Chinese Wuxia films. Onlangs keek ik het absurdistische ‘Dogtooth’ uit 2009 van de Griekse regisseur Yorgos Lanthimos. Zijn naam pronkt ook op de filmposter als producer van de film Attenberg uit 2010. De muziek van Suicide speelt erin een fraaie bijrol. Reden genoeg om deze te gaan kijken.
Attenberg draait om de 23-jarige Marina en haar volwassenwording. Ze woont samen met haar vader, een terminaal zieke architect waarmee haar relatie allesbehalve conventioneel is. Marina wordt geconfronteerd met het einde, namelijk de dood van haar vader, terwijl ze zelf op het beginpunt staat volwassen te worden. Deze twee grote thema’s (de dood en seksualiteit) worden op geheel eigen wijze vormgegeven. Regisseur Tsangari laat absurdistische scènes (zoals de fenomenale silly walks met haar vriendin) abrupt opvolgen door andere scene’s zoals dialoog met opvallende directheid. Zo vraagt Marina aan haar vader, in de wachtkamer voor een chemokuur, of hij er ooit aan denkt haar naakt te zien. De dialogen zijn klinisch en vlak, waardoor het lijkt of alle emoties uit de film zijn weggezogen.
De afwijkende opvoeding van Marina zorgt ervoor dat haar sociale vaardigheden soms vreemde vormen aannemen. Op haar pad volwassen te worden, moet ze externe opvoedingsbronnen aanwenden omdat de opvoedende rol van de ouders grotendeels ontbreekt. Drie van deze bronnen zijn essentieel voor haar ontdekkingstocht. Ten eerste haar beste vriendin Belle, die haar kennis laat maken met seksualiteit door haar de kunst van het tongzoenen eigen te maken. Echter vraag Marina zichzelf af of ze niet aseksueel is, het tongzoenen wordt als walgelijk ervaren en mannen roepen een ijzingwekkend gevoel bij haar op. Ten tweede kijkt ze met grote belangstelling naar natuurdocumentaires van David Attenborough (als Attenberg uitgesproken aan het begin van deze Griekstalige productie), die zij als filter gebruikt om de wereld te begrijpen. Ze verbergt haar emoties en probeert de wereld te lezen op basis van haar oerinstinct. De scènes waarin vader en dochter samen als een chimpansee of pelikaan het dierlijk gedrag imiteren, zijn een kwetsbaar tafereel. Zeker wanneer je weet dat vader de dood in de ogen kijkt. Een derde belangrijk element zijn de teksten van de band Suicide die als een wegwijzer voor haar zijn. Wanneer Marina de reizende ingenieur Spyros ontmoet, die ze voor haar werk moet rondrijden, ontstaat er een liefdesrelatie. In één van de gesprekken blijken beide fan te zijn van Suicide. Het nummer ‘Be Bop Kid’ wordt er door de regisseur voortreffelijk ingeknald. Waarom speelt Suicide zo’n prominente rol in de film? Is het te doen om het idee van zelfmoord? Vlak voordat ze verliefd dreigt te worden, zien we Marina op een muurtje staan. Zou de onzekerheid, twijfel en angst haar teveel worden? Een andere overeenkomst tussen Marina en Suïcide is dat ze beide buitenbeentjes zijn. De herkenning in elkaar van het niet begrepen worden door de buitenwereld, schept vaak een verbinding.
Waarom ik Suicide ook als buitenbeentje beschouw, wordt duidelijk wanneer je wat verder verdiept in de band. De Amerikaanse band Suïcide bestond uit Rev & Vega en werd opgericht in 1970. In die periode doen elektronische keyboards en synthesizers hun intrede. Na een tijdperk van traditionele popmuziek is er door de opkomst van deze nieuwe instrumenten weer volop ruimte voor experiment. In een interview las ik dat Martin Rev naast zijn Farfisa keyboard een drumcomputer (Seeburg Rhythm Prince) van dertig dollar op de kop tikte. Deze twee apparaten zijn de muzikale basis voor de band. Alan Vega zorgt met zijn grauwe zang dat de elektro een punk randje krijg. Martin Rev gebruikt zijn drumcomputer als een kloppend hart die het bloed door de nummers stuwt. Aan het keyboard worden van alle accessoires geknoopt zoals distortion en delay effecten om de elektronische tonen te bewerken tot de rauwe sound waardoor later vele artiesten geïnspireerd zullen worden. Bijvoorbeeld artiesten als Talking Heads, The Jesus and Mary Chain, Bauhaus, The Sisters of Mercy, Soft Cell, The Birthday Party, Devo en Aphex Twin geven aan goed naar Suïcide geluisterd te hebben. R.E.M. brengt een cover uit van het nummer Ghost Rider en Bruce Springsteen speelt al jaren ‘Dream Baby Dream’ live. Waarop Suïcide als blijk van waardering een live cover van Springsteen’s “Born in the USA” uitbrengt op een heruitgave ter ere van het 35-jarig jubileum van hun album A Way of Life. Deze opname is een live-uitvoering van Suicide tijdens een show in 1988 in Parijs. Mocht je het nummer opzoeken, houdt er dan rekening mee dat het in de verste verte niet op het origineel lijkt, maar een wiebelig en motorisch boogie versie ervan.
Terug naar de beginjaren, waar het duo volop experimenteert met elektronica. Op dat moment zijn ze te vroeg met hun volkomen nieuwe geluid. Hun muziek wordt namelijk in die tijd volledig niet begrepen. In een interview geeft Vega bijvoorbeeld aan, in de beginperiode grote twijfels aan zichzelf te hebben gehad. Voor het duo ontstond de muziekstijl volledig organisch, ze experimenteerde en verlegde grenzen. Maar stonden tevens voor lege zalen. Was er wel publiek, dan stonden bezoekers als zombies vol onbegrip naar het podium te staren. Vega zegt jaren later vol verbazing te zijn wanneer er tijdens een optreden plots iemand in het publiek begint te dansen op hun muziek. De wereld begint hun experimentele driften te begrijpen. De band bestaat tot aan de dood van Alan Vega in 2016 en heeft gering succes. Ruim 45 jaar brengt het duo een vijf studioalbums uit, maar weet nooit de aandacht te trekken van het grote publiek. Pas het laatste decennium worden de oude Suïcide platen steeds beter gewaardeerd. Zo brengt Martin Rev dit jaar bijvoorbeeld ‘The Sum of Our Wounds (Cassette Recordings 1973 - 85)’ opnieuw uit. Ik ga nog met het ene oog verder speuren naar werk van Suïcide, terwijl ik met het andere oog nieuwe films van Lanthimos en Tsangari in de gaten houdt.